Home
Menu

Acromioclaviculaire pathologie

Het AC-gewricht is het gewricht tussen het Acromion (=deel van het schouderblad) en de Clavicula (= het sleutelbeen). De gewrichtsuiteinden zijn bedekt met kraakbeen en tussen beide uiteinden bevindt zich een discus (=soort kraakbeenschijfje). De beweging in dit gewricht is beperkt en gebeurt vooral wanneer de arm boven de 90° beweegt.

Volgende aandoeningen zijn mogelijk:

1. Artrose ( slijtage) van het AC-gewricht

Slijtage van dit schoudergewricht treedt op als een normaal verouderingsproces. Het gaat vaak samen met inklemming van het peesblad. Pijn treedt vooral op bij heffen, achterwaartse bewegingen van de schouder en ’s nachts bij liggen op de schouder.

2. Impingement door AC-artrose

Soms ontstaan er aan de onderzijde van het AC-gewricht osteofyten (='papegaaiebekken'), meestal door artrose. Hierdoor kan de ruimte voor de pezen van de schouder, die hieronder lopen, soms te nauw worden waardoor ze gaan ontsteken (‘tendinitis door impingement').

3. Osteolyse van de Clavicula

Door trauma of microtraumata (bv. overbelasting bij gewichtheffers,...) ontstaat soms een ontkalking van het laterale uiteinde van het sleutelbeen.

4. AC Luxatie

Komt voor na een val op het schouder gewricht of de uitgestrekte arm (vaak bij fiets- of sport-ongevallen). Door afscheuren van de gewrichtsbanden die het sleutelbeen stabiliseren en het omhoog trekken door de aanhechtende spieren, vormt er zich een trapstand en komt het uiteinde van het sleutelbeen onderhuids. Er ontstaat in het schouder gewricht een pianotoetsfenomeen, dit is het op- en neerbewegen van het uiteinde van het sleutelbeen door erop te duwen.

Onderzoek

De diagnose wordt in de eerste plaats gesteld door het klinisch onderzoek: lokale drukpijn en specifieke schoudertesten. Vaak wordt het klinisch onderzoek aangevuld met een röntgenopname en soms ook met een echografie.

Behandeling